- gestaag
- gestaag, gestadig{{/term}}1 [zonder ophouden, voortdurend; bestendig] steady2 [telkens herhaald] continual ⇒ constant♦voorbeelden:1 de markt was gestaag • the market was steadyhet aantal nam gestaag toe • the number rose steadily
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.